Houtvaten en tracheïden



  • Houtvaten

Wanneer een houtsoort ringvatig is, ziet men op de kopse kant lichte en donkere groeiringen. Dit is het gevolg van het feit dat de houtcellen in het voorjaar groter zijn (= vroeghout, heeft meer diktegroei) en kleiner tot minimaal in het najaar (= laathout, weinig diktegroei of winterstop). Dit komt dus enkel voor bij hout uit gematigde streken. Tropisch hout is meestal verspreidvatig: daar zijn geen seizoenen en is de groei het hele jaar door gelijkmatig


Worden ook wel poriën genoemd. In loofhout gaan verschillende boven elkaar liggende houtcellen zich na hun ontstaan samenvoegen en zo een vat vormen, waardoorheen het verticale transport in de boom gaat plaatsvinden.


  • Tracheïden



 In naaldhout gaan de cellen zich niet tot vaten vormen maar tot lange, vezelvormige kanalen, de tracheïden. Dit maakt dat het duidelijkste onderscheid tussen een loofhout- en een naaldhoutplank is, dat er op het kopse vlak bij loofhout de doorgesneden vaten te zien zijn als ronde of ovale gaatjes, en bij naaldhout dit volledig ontbreekt en er alleen doorgesneden vezels te zien zijn.


De laathout-tracheïden hebben over het algemeen wel dikkere wanden. Daardoor is het laathout veel donkerder van kleur en zijn groeiringen bij naaldhout meestal zeer goed zichtbaar. (=> felle vlamtekening op tangentiale vlak). Verder komen er in naaldhout ook dikwijls harsgangen voor: holtes in de lengterichting die gevuld zijn met terpentijnolie en colofonium. In vergelijking met de meeste loofhoutsoorten zijn bij naaldhout de houtstralen meestal zeer talrijk en zeer fijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten