Hoe groeit een boom?

Waarvoor dienen de verschillende organen van de boom: wortels, stam, schors, takken en twijgen, bladeren? Laten wij allereerst onderstrepen dat een boom, in tegenstelling tot de dieren, groeit zolang hij leeft. Een boom die niet meer groeit is een dode boom.


Hoe worden de door de boom uit de grond en de lucht getrokken minerale stoffen omgezet in organisch materiaal?

Deze omzetting berust op de fotosynthese, een fantastisch chemisch proces zonder hetwelk geen leven op de aarde mogelijk is. Het water met de erin opgeloste minerale stoffen wordt in de bodem door de wortels met de wortelhaartjes opgezogen. Dit is het onverwerkte sap, dat uit de wortels opstijgt via de stam, de takken en de twijgen naar de bladeren door hoofdzakelijk in het spinthout liggende kanalen, de z.g. houtvaten. Het spinthout is het jonge hout tussen de bast en het kernhout. De bladeren van de bomen ontvouwen zich in de atmosfeer. Deze bestaat hoofdzakelijk uit zuurstof, kooldioxide (C0²), stikstof en waterdamp



De bladeren zijn de levende laboratoria van de plant, waarin organisch materiaal uit de toegevoerde minerale stoffen wordt gemaakt. Door de huidmondjes (kleine openingen in de opperhuid van het blad) dringt met koolzuurgas (kooldioxide) beladen lucht binnen in het bladweefsel, waar in contact met bladgroen of chlorofyl (groene pigmentkorrels in de bladcellen) het kooldioxide, de minerale stoffen en het water worden omgezet onder de invloed van het zonnelicht in suikermoleculen, dienend voor de opbouw van levende organische stof met ingewikkelde structuur. De bij deze fotosynthese vrijkomende zuurstof wordt uitgescheiden in de lucht. De in het blad gemaakte organische moleculen worden in de vorm van waterige oplossing naar alle levende delen van de plant getransporteerd, waar ze worden verbruikt voor de groei en werking, het onderhoud en de reparatie van de organen. Dit transport vindt plaats via een net van andere kanalen dan de houtvaten, nl. De bastvaten in de tussen het hout en de schors liggende bast.


Het in de bladeren verwerkte sap bereikt via de bastkanalen het cambium, een groeiweefsellaagje aan de binnenkant van de schors, dat door bijna onophoudelijke celdeling houtweefsel aan de binnenkant en bastweefsel aan de buitenkant vormt. De houtmassa van de boom neemt aldus steeds toe. Er komt ieder jaar een nieuwe houtring, een z.g. jaarring, bij. Deze ringen zijn duidelijk van elkaar gescheiden. Elke ring bestaat immers uit een laag los gebouwd, licht gekleurd vroeg hout of voorjaarshout en een laag dichter gebouwd, donkerder gekleurd laat hout of zomerhout. Het voorjaarshout is los gebouwd met grote cellen en weinig vezels omdat het veel water voor de snelle groei na de winter moet doorlaten. Het tijdens een bepaald jaar gevormde zomerhout is duidelijk afgescheiden van het in het volgende voorjaar gevormde voorjaarshout, waardoor het mogelijk is de jaarringen te tellen en aldus de leeftijd van de boom te bepalen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten